Eén van de steunmaatregelen die de overheid heeft genomen is het uitstellen van betaling van belastingschulden. De Belastingdienst zal op enig moment toch tot invordering overgaan.

De rechtbank Gelderland heeft met betrekking tot deze (toekomstige) problematiek een interessante uitspraak gedaan. In deze uitspraak wordt besproken of het de vennootschap in kwestie vrij stond om zelf te bepalen welke schuldeisers werden voldaan.

Feiten

De feiten in deze uitspraak zijn als volgt: eiseres (hierna: ‘de Holding’) hield 50% van de aandelen in bedrijf A. De Holding was enig bestuurder van bedrijf A. Aan bedrijf A zijn aanslagen loonheffing en omslagbelasting opgelegd tot een bedrag van ruim € 200.000,-. Tegelijktijdig bedroeg de rekeningcourant schuld van bedrijf A aan de Holding ruim € 40.000,- euro en de crediteurenpost ruim € 50.000,-.

 

In maart 2016 is bedrijf A ontbonden. In de periode daarvoor zijn de crediteuren betaald en is de rekeningcourantschuld afgelost. De vordering van de Belastingdienst bleef echter onbetaald. Voor het onbetaald laten van vordering heeft de Belastingdienst de Holding (als bestuurder van bedrijf A) aansprakelijk gesteld.

Beoordeling van het geschil – is de Holding aansprakelijk?

Op grond van artikel 36 van de Invorderingswet is ieder van de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk voor de loon- en omzetbelasting verschuldigd door een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam.
Maar: als de bestuurder tijdig bij de Belastingdienst heeft gemeld dat de vennootschap tegenover de belastingdienst niet aan haar betalingsverplichting kan voldoen , geldt dat de bestuurder alleen aansprakelijk is ‘indien aannemelijk is dat het niet betalen van de belastingschuld het gevolg is van aan de bestuurder te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur.’ De bewijslast hiervan rust op de belastingdienst.

 

De bestuurder in deze zaak heeft voldaan aan bovengenoemde meldingsplicht.

 

De rechtbank overweegt als volgt (r.o. 14): ‘’Er bestaat geen algemene regel op grond waarvan een schuldenaar die niet in staat is al zijn schuldeisers volledig te betalen, steeds onrechtmatig handelt wanneer hij een schuldeiser voldoet vóór andere schuldeisers, ook als hij daarbij geen rekening houdt met eventuele preferenties. Het staat (een bestuurder van) een vennootschap – dan ook – in beginsel vrij op grond van een eigen afweging te bepalen welke schuldeisers van de vennootschap in de gegeven omstandigheden zullen worden voldaan. Als deze afweging leidt tot het besluit om belastingschulden van de vennootschap niet, of niet bij voorrang te betalen, kan die afweging alleen dan worden aangemerkt als kennelijk onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 36, derde lid, van de IW als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden dezelfde afweging had gemaakt. Het is aan verweerder (Belastingdienst) om dit aannemelijk te maken.’’

 

Let op: deze vrijheid wordt aanzienlijk beperkter indien de vennootschap besluit haar activiteiten te beëindigen en niet over voldoende geld beschikt om alle schuldeisers te betalen. In dat geval is het niet toegestaan om zogenaamde ‘selectieve betalingen’ te doen. Dat kan onrechtmatig zijn.

 

In deze zaak heeft de bestuurder gemotiveerd betwist dat er besloten was om de ondernemingsactiviteiten te beëindigen. Aangezien de bewijslast op de Belastingdienst rust (omdat de bestuurder aan de meldingsplicht heeft voldaan) en de Belastingdienst niet heeft bewezen dat bedrijf A de activiteiten zou staken, oordeelt de rechtbank dat de bestuurder van bedrijf A niet aansprakelijk is. Het stond bedrijf A is deze situatie dus vrij om te bepalen welke schuldeisers zouden worden voldaan.

Conclusie

Het staat een bedrijf in beginsel vrij om te bepalen welke schuldeisers als eerst worden voldaan als niet alle schuldeisers tegelijk kunnen worden betaald. Daarbij is wel van belang dat de bedrijfsactiviteiten voortgezet worden.

 

Als besloten wordt dat de onderneming eindigt of op korte termijn zal eindigen, is het niet meer toegestaan om ‘selectief te betalen.’ Daarmee kunnen andere schuldeisers benadeeld worden en dat kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.

 

Tot slot wijs ik op de plicht van de bestuurder om betalingsonmacht te melden bij de Belastingdienst. Uit deze uitspraak blijkt ook hoe belangrijk het is om deze melding te doen.

 

NB: Op grond van artikel 36 Invorderingswet is de bestuurder verplicht om, direct nadat is gebleken dat de vennootschap de belastingschulden niet meer kan betalen, hiervan melding te doen bij de Belastingdienst. Het gaat dan om loonbelasting, omzetbelasting (btw), accijnzen, verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van pruim- en snuiftabak, kansspelbelasting en milieubelasting.

 

Dit blog werd geschreven door Lauret Tielbeke. Lauret was bij Nysingh werkzaam van januari 2020 tot juli 2021.