Bedrijfsongevallen komen met regelmaat voor. Het CBS heeft onderzocht dat in 2019, 93.000 bedrijfsongevallen plaatsvonden, waarbij de werknemer ten minste vier dagen niet kon werken.
Aansprakelijkheid van de werkgever (art. 7:658 BW)
In veel gevallen blijkt het letsel gelukkig mee te vallen, maar er zijn ook ongevallen bekend met zwaar letsel of zelfs het overlijden van de werknemer tot gevolg. De werknemer of de nabestaanden kunnen dan de werkgever aansprakelijk stellen voor de schade die geleden wordt als gevolg van het bedrijfsongeval. Om te komen tot aansprakelijkheid van de werkgever op grond van artikel 7:658 BW dient bewezen te worden dat
(1) schade geleden is
(2) in de uitoefening van de werkzaamheden.
Daarbij rust de bewijslast op de werknemer (Van Uitert/Jalas).
Is een werkgever voor ieder ongeval op de werkvloer aansprakelijk?
De lat voor aansprakelijkheid van de werkgever lijkt daarmee niet heel hoog. Dit betekent echter niet dat de werkgever voor ieder ongeval op de werkvloer aansprakelijk te houden is. Een uitzondering is bijvoorbeeld als de werkgever bewijst dat hij voldaan heeft aan zijn zorgplicht. In dat geval is er geen sprake van aansprakelijkheid van de werkgever. Dat blijkt ook uit het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 19 april 2022 (ECLI:NL:GHSHE:2022:1242). Die zaak draaide om werknemer A, die in dienst was bij Biemans. A is ongeveer twee weken na de indiensttreding bij Biemans uitgeleend aan Attero. Tijdens zijn werkzaamheden bij Attero is A ten val gekomen, met een dwarslaesie tot gevolg. A heeft vervolgens Biemans aansprakelijk gesteld voor het ontstaan van het bedrijfsongeval. Biemans ging echter niet over tot erkenning van de aansprakelijkheid, waarna A een bodemprocedure gestart is. In die bodemprocedure is Attero door Biemans in vrijwaring opgeroepen.
In eerste aanleg zijn de vorderingen van A afgewezen, waarna hij in hoger beroep gegaan is. In hoger beroep stond de precieze toedracht niet vast, omdat er geen getuigen waren van het ongeval. Wel was duidelijk dat A de deur van een nooduitgang dicht wilde doen. Daarvoor diende hij twee treden op die gaan die geen van beide ‘een bijzondere hoogte overbrugden’. Het ging namelijk om treden van 10 en 13 centimeter hoog. A heeft de deur gesloten, waarna hij de treden weer is afgelopen en ten val is gekomen.
Oplettendheid van de werknemer
Het hof stelde bij de beoordeling van de aansprakelijkheid vast dat A geen bijzondere verrichtingen hoefde uit te voeren bij het op- en afgaan van de treden. Ook werd hij niet gehinderd door obstakels of stoffen, waardoor het risico op vallen verhoogd zou kunnen worden. Het hof concludeerde dan ook dat A “niet de oplettendheid heeft betracht die van een persoon bij het afdalen van een tweetal treden kan en mag worden verlangd.” Dat A tijdens het afdalen zijn portofoon opruimde, maakt dit niet anders, omdat het ging om een alledaagse aangelegenheid, waarvoor de werkgever geen bijzondere instructies hoefde te geven. Ook kan de werkgever niet verweten worden dat zij onvoldoende maatregelen getroffen heeft ter voorkoming van een ongeval. De treden waren duidelijk zichtbaar en de situatie ter plekke voldeed aan het vereisten van het Bouwbesluit.
Zorgplicht van de werkgever
Het hof concludeerde dan ook dat de werkgever niet aansprakelijk te houden is voor het ontstaan van het ongeval van A. De werkzaamheden van A brachten enkel mee dat hij twee treden omhoog en naar beneden moest stappen op een wijze die bij een ieder in het dagelijks leven kan voorkomen. Het ongeval werd als een huis-, tuin- en keukenongeval beschouwd. De eindconclusie van het hof is dat de werkgever voldaan heeft aan haar zorgplicht ex art. 7:658 lid 1 BW.
Conclusie: werkgever in dit geval niet aansprakelijk
Dit arrest laat mooi zien dat niet ieder bedrijfsongeval leidt tot aansprakelijkheid van de werkgever. Op het eerste oog lijkt aansprakelijkheid misschien wel voor de hand te liggen, er is immers schade geleden in de uitoefening van de werkzaamheden, maar het hof overweegt mijns inziens terecht dat in deze specifieke situatie geen bijzondere instructies gegeven hoeven te worden. Dat past ook bij de lijn van de Hoge Raad (Bayar/Wijnen) dat de werkgeversaansprakelijkheid ex art. 7:658 BW geen absolute waarborg tegen ieder gevaar beoogt te scheppen.