Wanneer heeft men recht op vergoeding van affectieschade bij letsel? Hoe kom je hiervoor in aanmerking? En wat is nu precies ernstig en blijvend letsel?

Sinds 1 januari 2019 kent art. 6:107 lid 1 sub b BW aan bepaalde naasten van het slachtoffer van letselschade een recht op vergoeding van affectieschade toe. Om voor vergoeding van affectieschade in aanmerking te komen, moet de naaste behoren tot de in art. 6:107 lid 2 BW genoemde personen en moet het directe slachtoffer ernstig en blijvend letsel hebben. Wat is nu precies ernstig en blijvend letsel?

 

Uit de parlementaire geschiedenis van de huidige regeling blijkt dat voor de eis ernstig en blijvend letsel heel uitdrukkelijk is gekozen. Alleen wanneer aan deze eis wordt voldaan, is het immers zo dat naasten blijvend en op indringende wijze worden geconfronteerd met de ingrijpende gevolgen die de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft voor het slachtoffer en voor hen zelf. En alleen dan is daarvoor een vergoeding op haar plaats. Volgens de toelichting kan bij een blijvende functiestoornis van 70% of meer worden aangenomen dat er sprake is van ernstig en blijvend letsel als in de wet wordt bedoeld.

 

Behalve de mate van functiestoornis kan ook de invloed op het leven van het slachtoffer en de naaste van belang zijn. Denk bijvoorbeeld aan gevallen waarin de mogelijkheid van persoonlijk contact tussen slachtoffer en naaste door het letsel sterk is verstoord. Ook zeer ernstig medisch objectiveerbaar psychisch letsel kan als ernstig en blijvend letsel in de zin van art. 6:107 lid 1 sub b BW worden aangemerkt.

De rechtspraak

Hoe wordt het begrip ernstig en blijvend letsel in de rechtspraak ingevuld?

Algemeen

Omdat het recht op vergoeding van affectieschade slechts geldt voor letselschade die na 1 januari 2019 is ontstaan, is de bepaling in de rechtspraak nog niet zo vaak toegepast. De rechterlijke uitspraken waarin de vraag naar toekenning van affectieschade aan de orde is geweest, zijn vooral afkomstig van de strafrechter. Het gaat daarbij dus om gevallen waarin een naaste van iemand die door een misdrijf letsel heeft opgelopen, zich in het strafproces heeft gevoegd en langs die weg vergoeding van affectieschade van de dader heeft gevorderd. Het blijkt voor de strafrechter nog niet altijd zo eenvoudig om bij de beoordeling van dergelijke voegingen door een benadeelde partij vast te stellen dat er sprake is van ernstig en blijvend letsel?

Ernstig en blijvend letsel niet vastgesteld

Zo verklaarde de Rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2019:4656) de partner van een slachtoffer van een poging tot doodslag niet ontvankelijk in haar vordering tot vergoeding van affectieschade, omdat onvoldoende vaststond dat het slachtoffer te kampen had met ernstig en blijvend letsel. Het noodzakelijke onderzoek daarnaar zou het strafproces onevenredig belasten. De partner werd voor de vordering tot vergoeding van affectieschade daarom ‘verwezen’ naar de burgerlijke rechter.

Wel ernstig maar ook blijvend?

De Rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2020:393) wees in een geval waarin de verdachte in een druk winkelgebied met een pistool minimaal vier kogels had afgevuurd op een auto waarin zich iemand bevond met wie hij een conflict had en waarbij hij twee willekeurige aanwezigen raakte, de vordering tot vergoeding van affectieschade van de moeder van een van de slachtoffers af. De reden daarvan was dat er weliswaar sprake was van ernstig letsel maar dat nog niet vaststond of het letsel ook blijvend was.

 

Datzelfde oordeel trof de vordering van de moeder van een slachtoffer van seksueel misbruik. Het slachtoffer had door het misbruik een PTSS opgelopen. De Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2020:51) was echter van oordeel dat onduidelijk was of dit letsel zonder meer blijvend zou zijn. Volgens de rechtbank is een PTSS in veel gevallen met traumatherapie te behandelen. Beantwoording van de vraag naar het blijvende karakter van de PTSS en daarmee van het letsel zou het strafgeding onevenredig belasten. De moeder kon haar vordering bij de burgerlijke rechter indienen.

Versoepeling?

Er zijn ook strafrechters die soepeler omgaan met het vereiste van ernstig en blijvend letsel.

 

Zo werd door de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2019:10334) een vergoeding voor affectieschade toegekend aan de minderjarige broer van het slachtoffer van een ernstig steekincident, zonder dat enige aandacht werd besteed aan de vraag of het slachtoffer ernstig en blijvend letsel had.

 

Er was weliswaar sprake van ernstige steekwonden, die als levensbedreigend werden aangemerkt en een operatie noodzakelijk hadden gemaakt. Maar dat hoeft als zodanig nog niet te leiden tot een functionele stoornis van 70% of meer en evenmin tot een ernstige belemmering voor het persoonlijk contact tussen broer en slachtoffer dan wel medisch objectiveerbaar psychisch letsel van het slachtoffer. Er was dus niet aantoonbaar sprake van ernstig en blijvend letsel in de zin van art. 6:107 lid 1 sub b BW. Dat stond voor de rechtbank echter niet in de weg aan de toewijzing van de vergoeding voor affectieschade.

 

Ook in een latere uitspraak maakte de strafkamer van de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2019:10581) geen woorden vuil aan het criterium van ernstig en blijvend letsel. In dat geval hadden de ouders en de zus van een slachtoffer van een schietpartij zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces en onder meer vergoeding van affectieschade gevorderd. Er was in dat geval ontegenzeggelijk sprake van substantieel letsel, in de vorm van een groot en ontsierend litteken op het lichaam, pijn, bewegingsbeperkingen en hersenschade. Het is tegen deze achtergrond wel te begrijpen dat de rechtbank een vergoeding voor affectieschade toekent, maar het is jammer dat de rechtbank niet uitlegt waarom zij precies meent dat aan het vereiste van ernstig en blijvend letsel is voldaan.

Wat betekent dit?

Dit alles overziende geeft de rechtspraak nog niet veel duidelijkheid over de precieze invulling van het vereiste van ernstig en blijvend letsel. Het is vooral de strafrechter die zich er over heeft gebogen. En die kiest er tot dusver voor om ofwel de discussie over de invulling van het criterium door te verwijzen naar de civiele rechter of een vergoeding toe te kennen zonder te motiveren waarom aan het vereiste van ernstig en blijvend letsel is voldaan. We zullen dus nog even moeten wachten op meer duidelijkheid!