Inmiddels is de Omgevingswet ruim een maand geleden in werking getreden. Dat heeft geleid tot een aantal vragen over de praktische uitwerking van de wet. Graag delen wij onze eerste ervaringen met u. Wij sluiten af met een tip.
DSO
Voorafgaand aan de inwerkingtreding waren er onder meer zorgen over de werking van de Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Toch lijkt het DSO redelijk goed te functioneren: de eerste aanvragen om omgevingsvergunning zijn via het Omgevingsloket ingediend en ook de eerste omgevingsvergunning is al verleend.
Onze ervaringen
Onze eerste adviezen over de Omgevingswet raken aan diverse thema’s. Zo hebben we een gemeente geadviseerd over de regels in het tijdelijk deel van het omgevingsplan, de toetsing aan het criterium ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ en hoe van deze regels kan worden afgeweken met een omgevingsvergunning voor een (buitenplanse) omgevingsplanactiviteit. Daarnaast zien wij dat sommige gemeenten al bezig zijn met de eerste wijzigingen van het omgevingsplan. In dat verband hebben we geadviseerd over de vaststelling van een geluidproductieplafond in het omgevingsplan, de wijzigingen met betrekking tot de regels voor milieueffectrapportages en over de regels over natuurbescherming. Dit laatste onderwerp blijft – ook onder de Omgevingswet – onverminderd actueel voor overheden.
Naast de hiervoor genoemde onderwerpen hebben wij onze cliënten geholpen met het opstellen van handhavingsbeschikkingen op grond van de Omgevingswet. Daarbij speelde onder andere de aangescherpte normen uit het Besluit activiteiten leefomgeving een rol. Verder ondersteunen wij gemeenten bij het aanpassen van de standaarden om ook onder de Omgevingswet een voorkeursrecht te kunnen vestigen en bij het opstellen van verschillende verordeningen, zoals een nadeelcompensatieverordening.
Tot slot ziet – zoals eigenlijk altijd het geval is bij nieuwe wetgeving – een groot aantal vragen op de toepassing van het overgangsrecht. Daarop ziet onze tip.
Tip
Voor de rechtmatigheid van het besluit is van belang dat aan het juiste recht is getoetst. Wij adviseren onze overheidscliënten daarom om bij omgevingsrechtelijke besluiten expliciet stil te staan bij het toepasselijke recht.
In de motivering van besluiten kan met een (standaard)overweging worden geduid of de Omgevingswet op het besluit van toepassing is.
Zo is voor besluiten op aanvraag de datum van de aanvraag bepalend voor de vraag welk recht van toepassing is. Dat volgt uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet. Voor ambtshalve te nemen besluiten is van belang of voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, of toepassing is gegeven aan artikel 4:8 Awb. Dit volgt uit de artikelen 4.4 en 4.5 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Voor omgevingsvergunningen, waarop de Wabo van toepassing is, zou kunnen worden aangesloten bij de volgende (inmiddels) standaardoverweging van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
“Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvragen om de omgevingsvergunning zijn ingediend op 28 februari 2020 respectievelijk 2 december 2019. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.” Zie bijv. ABRvS van 31 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:380).
Tot besluit
Wij zijn benieuwd naar uw ervaringen! Wij houden u in ieder geval op de hoogte van interessante ontwikkelingen via onze nieuwsbrief Overheid, onze LinkedIn-pagina en via onze cursussen.