Op de wegen onder het wegbeheer van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vindt een eenzijdig scooterongeval plaats. Het slachtoffer stelt te zijn uitgegleden over modder en meent dat de wegbeheerder daarvoor aansprakelijk is. Ter onderbouwing daarvan wijst het slachtoffer onder meer op de weigering van de wegbeheerder om de stukken te verstrekken waarop de afwijzing van aansprakelijkheid werd gebaseerd. Gesteld wordt dat de wegbeheerder niet aan zijn verzwaarde stelplicht heeft voldaan, zodat sprake is van een schending van diens zorgplicht.

 

In de uitspraak van 30 augustus jl. (ECLI:NL:RBNHO:2023:8811) buigt de Rechtbank Noord-Holland zich over de vraag of de wegbeheerder zich aan de op hem rustende zorgplicht heeft gehouden. De belangrijkste overwegingen zijn als volgt.

Waar gaat deze zaak over?

Eiser reed op maandag 19 oktober 2020 omstreeks 6:30 uur met zijn scooter op de openbare weg. Vanwege werkzaamheden in het nabijgelegen land lag er modder op de weg. De politie rapporteerde daarover dat die modder wel deels was weggeveegd, maar dat er alsnog een laag “prut” op de weg lag verspreid. Als gevolg van eerder gevallen regen leidde dat tot gladheid. Eiser is vervolgens met zijn scooter ten val gekomen en hield daar meerdere botbreuken aan over.

 

Eiser stelde het waterschap aansprakelijk. Volgens de verzekeraar van de wegbeheerder was van enige aansprakelijkheid geen sprake, omdat het op de weg van de boeren lag om de modder op te ruimen. Bovendien stelde zij dat het waterschap de desbetreffende openbare weg dagelijks afrijdt om te controleren of er onveilige situaties door te veel klei en/of modder aan de orde zijn.

 

De procedure

Eiser vordert bij de rechtbank Noord-Holland een verklaring voor recht dat het waterschap aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. De aansprakelijkheid berust volgens eiser op het schenden van de zorgplicht door het waterschap, waarbij heeft te gelden dat het waterschap niet zou hebben voldaan aan de op hem rustende verzwaarde stelplicht. Eiser verzoekt de rechtbank om die reden om de zorgplichtschending als vaststaand feit aan te nemen. Het waterschap betwist de stellingen van eiser.

 

De verzwaarde stelplicht

Eiser voert aan dat het waterschap hem ten onrechte niet van de stukken heeft voorzien waarop het waterschap de afwijzing van aansprakelijkheid heeft gebaseerd. De rechtbank begrijpt dat eiser daarmee het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:831) aanhaalt.

 

Aan dit arrest lag een potentieel gebrekkige weg in de zin van art. 6:174 BW ten grondslag. De gemeente had zich in feitelijke instanties onder andere verweerd door te stellen dat zij niet over voldoende financiële middelen beschikte om maatregelen ten aanzien van de weg te treffen. Dat was volgens de Hoge Raad niet voldoende. Meer in het algemeen oordeelde de Hoge Raad dat indien het overheidslichaam zijn verweer onvoldoende motiveert en eiser aldus onvoldoende aanknopingspunten geeft voor een meer specifieke onderbouwing van diens stellingen, de rechter voorshands zal moeten oordelen dat eiser aan zijn stelplicht heeft voldaan en het gestelde, bij gebreke van een voldoende gemotiveerd verweer, voorshands als vaststaand moet aannemen.

 

Eiser meent in de onderhavige procedure een beroep op deze overweging van de Hoge Raad te kunnen doen. De rechtbank oordeelt echter dat voornoemde rechtsregel niet opgaat. Het arrest bepaalt volgens de rechtbank niet dat op de wegbeheerder altijd een verzwaarde stelplicht rust; dat kan aan de orde zijn. De strekking van de verzwaarde stelplicht houdt in dat een partij die de bewijslast draagt, geen stelling hoeft te onderbouwen voor zover de benodigde gegevens zich bevinden in het domein van de wederpartij (waartoe zij geen toegang heeft).

 

De rechtbank overweegt dat ook op eiser een verplichting rust om gegevens aan te leveren. Kennelijk had het waterschap voorafgaand aan eiser gevraagd naar het politierapport, foto’s van de situatie ten tijde van het ongeval en getuigenverklaringen. Deze zijn er echter niet en die stukken zijn dus ook niet door eiser aan (de verzekeraar van) het waterschap verstrekt. Daarnaast geldt dat eiser op verschillende momenten om aanvullende informatie heeft gevraagd. De verzekeraar heeft telkens, voor zover zij dat kon, op de vragen gereageerd. Onder die omstandigheden rustte naar het oordeel van de rechtbank op de wegbeheerder niet de verplichting om zijn stellingen extra te motiveren. Ook is niet gebleken dat eiser de verzekeraar om concrete stukken heeft gevraagd en dat die verstrekking is geweigerd.

 

De zorgplicht

Ook bij de inhoudelijke beoordeling van de zorgplicht vist eiser achter het net. Daartoe overweegt de rechtbank onder meer dat de precieze toedracht van het ongeval niet is komen vast te staan. Er is geen objectief onderzoek verricht, er zijn geen getuigen geweest en de politie heeft slechts een summier proces-verbaal opgemaakt. De aanwezige bewijsstukken zeggen bovendien niets over de wegsituatie op de dag van het ongeval. Van een zorgplichtschending is geen sprake.

 

Conclusie

Een verzwaarde stelplicht kán zich in het geval van een wegbeheerdersaansprakelijkheid voordoen, maar in dit geval oordeelt de rechtbank dat (namens) het waterschap telkens afdoende op de vragen van eiser had beantwoord. Bovendien speelt mee dat eiser niet om concrete stukken heeft gevraagd. Op het waterschap rust dan ook geen verzwaarde stelplicht. De zorgplichtschending kan in dit licht niet als vaststaand worden aangenomen en ook de inhoudelijke beoordeling levert geen onrechtmatig handelen jegens eiser op. De rechtbank wijst de vorderingen af.