Het gerechtshof Arnhem Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2024:1454 wees een belangrijk arrest op 27 februari 2024 over shockschade en hoe deze component zich verhoudt tot affectieschade.

Het ging in deze zaak om de veertienjarige dochter die dood werd aangetroffen in een sloot. Na onderzoek door de politie en strafrechtelijke vervolging zijn twee jonge daders van respectievelijk zeventien en vijftien jaar oud door de rechtbank veroordeeld voor medeplegen van doodslag en verbergen/wegvoeren van het overleden meisje.

 

Overzicht ontwikkeling HR jurisprudentie

In het arrest geeft het gerechtshof een mooi overzicht van de rechtsontwikkeling van shockschade vanaf het Taxibus-arrest uit 2002 via het Vilt-arrest uit 2009 richting het Hoogeveen-arrest en het Buterwei-arrest uit 2022. De aanvankelijk geformuleerde vier cumulatieve vereisten voor toekenning van shockschade (is er sprake van schending verkeers– of veiligheidsnorm, letsel of overlijden, waarneming ongeval of directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan en geestelijk letsel als gevolg van een hevig emotionele schok) hebben plaatsgemaakt voor gezichtspunten die gewogen moeten worden. Daarbij gaat het onder meer om kort gezegd de aard, toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan alsmede de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer. Niet op voorhand komt aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toe, maar moeten deze gewogen worden.

 

Wanneer is sprake van geestelijk letsel?

Het recht op vergoeding van shockschade is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Dat kan overigens naast immateriële ook materiële schade zijn. Dat geestelijk letsel moet in voldoende mate objectiveerbaar zijn. Een rapportage van een bekwame deskundige, zoals een psychiater, huisarts of psycholoog, is daarvoor voldoende ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.

 

Het confrontatievereiste

Confrontatie met het (overleden) slachtoffer moet onmiskenbaar tot een hevige schok hebben geleid. In de zaak bij het gerechtshof ging het om een veertienjarig meisje dat door verwurging om het leven is gebracht waarbij ook meerdere krasletsels waren toegebracht aan de hals, het hoofd en ledematen als gevolg van een stomp botsende krachtsinwerking, waarna zij liggend op haar buik met haar hoofd naar beneden in een sloot, verborgen onder maaiafval, werd aangetroffen. De ouders en haar broertje waren in paniek naar haar op zoek en zijn op een zeker moment tegengehouden door een politieauto, waarna zij nog twee uren zijn verhoord. De ouders zagen hun dochter in het mortuarium en het broertje zag haar later in het uitvaarthuis. Voor de feitelijke details verwijs ik naar het arrest. De volgende overweging van het gerechtshof is van relevant belang:

 

Ook al was de confrontatie niet onverhoeds en waren zij voorbereid op het zien van hun gedode dochter en zus, uit hun verklaringen over wat zij gezien en ervaren hebben, blijkt dat zij zich niet op de schok van confrontatie hebben voorbereid of kunnen voorbereiden.

 

Dat betekent dat dus ook een latere confrontatie met de overledene (al dan niet in het mortuarium) tot vergoeding van shockschade kan leiden als na weging van de diverse gezichtspunten daar voldoende gewicht aan kan worden gehecht.

 

Samenloop shockschade en affectieschade. Hoe zit dat nu?

Shockschade en affectieschade lopen in dit soort kwesties door elkaar heen omdat het niet mogelijk is precies vast te stellen welk deel van het geestelijk letsel kan worden aangemerkt als shockschade door confrontatie met in dit geval de gedode dochter/zusje en affectieschade als gevolg van het verdriet over het gemis van haar. De rechter zal bij samenloop van deze vormen van schade aan de hand van de omstandigheden van het geval naar billijkheid en schattenderwijs moeten afwegen in hoeverre bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van shockschade rekening wordt gehouden met affectieschade. De affectieschade werd voor de ouders conform de daarvoor vastgestelde forfaitaire bedragen vastgesteld op € 20.000 per ouder en op € 17.500 voor het broertje. Alle drie kregen zij daarnaast € 20.000 per persoon toegewezen voor geestelijk letsel als gevolg van de confrontatie (de shockschade).

 

Vragen

Heeft u vragen over letselschade of heeft u advies of bijstand nodig? Neemt u dan contact op met Maarten Spronck. Maarten is gespecialiseerd in het aansprakelijkheidsrecht, verzekeringsrecht en schadevergoedingsrecht, met een focus op letselschade.