Op 11 maart 202 vond het plenaire debat met betrekking tot de Wet homologatie onderhands akkoord (hierna: ‘de WHOA’) in de Tweede Kamer plaats.

Met het wetsvoorstel wordt beoogd een regeling in te voeren op basis waarvan de rechtbank een onderhands akkoord tussen een onderneming enerzijds en zijn schuldeisers en aandeelhouders anderzijds over de herstructurering van schulden kan homologeren (goedkeuren). Deze goedkeuring leidt ertoe dat een akkoord verbindend is voor alle betrokken schuldeisers en aandeelhouders, hetgeen betekent dat de schuldeisers of aandeelhouders die niet met het akkoord hebben ingestemd toch aan de inhoud van het akkoord gebonden kunnen worden als de besluitvorming en de inhoud van het akkoord aan de wettelijke eisen voldoet. Het wetsvoorstel richt zich met name op ondernemingen die vanwege een te zware schuldenlast insolvent dreigen te raken maar wel beschikken over bedrijfsactiviteiten die levensvatbaar zijn.

 

In Nederland is er geen sprake van een wettelijke regeling voor een dwangakkoord buiten faillissement. Slechts in zeer bijzondere omstandigheden kan een schuldeiser – op basis van het leerstuk van misbruik van bevoegdheid – gedwongen worden om mee te werken aan de uitvoering van een akkoord. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:485) bepaald dat het in beginsel op de weg van de schuldenaar ligt om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat de betreffende schuldeiser in redelijkheid instemming van het akkoord niet kan weigeren. Dat betekent dus dat er buiten faillissement met iedere afzonderlijke crediteur overeenstemming bereikt dient te worden over een minnelijke regeling waarmee iedere individuele crediteur een prikkel heeft om instemming te weigeren om daarmee voor zichzelf een betere positie te creëren. Het bovenstaande leidt er toe dat een akkoord buiten faillissement niet eenvoudig gerealiseerd kan worden en een insolventieprocedure vaak onafwendbaar is. Weliswaar zijn er ook binnen een surseance van betaling en binnen een faillissement mogelijkheden om een dwangakkoord aan te bieden, maar dan is er zoals gezegd al sprake van een insolventieprocedure waarbij aanzienlijk waardeverlies is opgetreden c.q. zal optreden.

 

Eind 2016 heeft de Europese Commissie een richtlijnvoorstel uitgebracht die er onder meer voor moet zorgen dat levensvatbare ondernemingen en ondernemingen in financiële moeilijkheden toegang hebben tot een nationaal preventief herstructureringsstelsel. De richtlijn verplicht lidstaten onder meer om een regeling in te voeren die voorziet in het aanbieden van een akkoordprocedure voorafgaand aan een insolventie. Dit heeft geleid tot het wetsvoorstel waar vandaag over gedebatteerd wordt. In de praktijk bestaat er in Nederland een sterke behoefte aan een werkbare akkoordregeling buiten faillissement. Dit leidt er dan ook toe dat – indien het wetsvoorstel uiteindelijk wordt aangenomen – het de verwachting is dat er veel ondernemingen gebruik zullen maken van de WHOA. Als ondernemingen op basis van de WHOA op een effectieve wijze geherstructureerd kunnen worden zal dat waarschijnlijk leiden tot een daling van het aantal uitgesproken faillissementen.

 

Gelet op het belang van de WHOA zullen wij de ontwikkelingen op de voet volgen en u daarover berichten. Ook zullen wij de komende tijd nader ingaan op de inhoud van de (voorgestelde) wettelijke regeling.

 

Lees meer over de Wet Homologatie Onderhands Akkoord