Inkomsten uit zwart werk als onderdeel van de schadepost verlies van verdienvermogen. Een bespreking van het arrest van het gerechtshof Den Haag van 15 november 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:2673).

Waar gaat het om in deze zaak?

Een zzp-er op het gebied van internetproducten klust in de avonduren bij. Overdag wordt hij door een opdrachtgever ingezet om internetkabels aan te leggen. De zzp-er valt van een ladder, met letselschade tot gevolg. Bij de afwikkeling van de schade blijkt dat zijn werkelijke inkomsten veel hoger liggen dan zoals in de boeken is vastgelegd. De zzp-er stelt dat zijn werkelijke inkomen moet worden meegenomen in de schadepost verlies van verdienvermogen. Achmea, de verzekeraar van de aansprakelijke opdrachtgever, deelt dit standpunt niet. Zodoende heeft zij aan de rechtbank – en vervolgens – het hof voorgelegd of het ‘zwart’ gegenereerde geld voor vergoeding in aanmerking moet komen.

Schade aan een niet-rechtmatig belang

Achmea stelt zich op het standpunt dat de door de zzp-er genoten en gederfde inkomsten uit zwart werk buiten beschouwing moeten worden gelaten bij het begroten van de omvang van de schade. Hieraan legt zij met name ten grondslag dat het inkomen uit zwart werk schade aan een niet-rechtmatig belang betreft. Zwart werken is in strijd met fiscale wetgeving, zodat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste. Geen enkele norm strekt tot bescherming van een niet-rechtmatig belang, aldus Achmea.

 

Het hof stelt voorop dat schade aan een niet-rechtmatig belang (zoals ook Achmea heeft aangevoerd) niet voor vergoeding in aanmerking komt. Het gaat daarbij echter om werkzaamhe­den die als zodanig verboden zijn, zodat het een belang betreft dat geen bescherming verdient. Voorbeelden die het hof noemt zijn het mislopen van inkomsten uit een verboden beroep of bedrijf, zoals drugshandel of handel in kinderporno.

 

In het onderhavige geval zijn de werkzaamheden – het aanleggen van internetkabels – op zichzelf toegestaan, maar worden ze fiscaal niet verantwoord. Slechts dat laatste is verboden. De zzp-er is volgens het hof wel degelijk getroffen in een rechtens te beschermen belang, namelijk zijn vermogen om met arbeid inkomsten te verwerven. Of de zzp-er over die werkzaamheden belasting en premie heeft afgedragen, is daarbij op zichzelf niet relevant. Dat is weliswaar onrechtmatig jegens de fiscus, maar niet jegens de opdrachtgever en Achmea, zo oordeelt het hof. De genoten en gederfde inkomsten uit zwart werk moeten daarmee wel degelijk worden betrokken in het bepalen van de omvang van de schade.

Bewijs van het inkomen uit zwart werk

Achmea voert als tweede aan dat het gegenereerde inkomen uit zwart werk in de concrete omstandigheden (alsnog) niet kan worden meegewogen in de schadebegroting. Volgens Achmea zou uit een arrest van de Hoge Raad zijn gebleken dat alleen die inkomsten meetellen bij de begroting van de schade die de benadeelde wit zou hebben verdiend én zou blijven verdienen indien was afgesproken om de werkzaamheden wit te verrichten. Dit betekent dat het netto equivalent van inkomsten uit zwart niet werk altijd onderdeel is van de schadepost verlies van verdienvermogen. Achmea meent dat de zzp-er in dit licht zou dienen te bewijzen:

 

  1. a) dat hij vóór het ongeval daadwerkelijk zwarte werkzaamheden heeft verricht,
  2. b) welk inkomen hij hiermee heeft genoten, en;
  3. c) dat hij deze werkzaamheden zou hebben voortgezet – in de hypothetische situatie zonder ongeval – als hij daarvoor een witte, lagere vergoeding zou hebben gekregen.

 

Ook dit betoog van Achmea gaat niet op. Het hof wijst op een relevant onderscheid tussen de onderliggende feiten van het arrest van de Hoge Raad en de onderhavige omstandigheden. De centrale rechtsoverweging van de Hoge Raad richt zich op schadebegroting in het geval dat sprake is van gemiste inkomsten uit zwart werk. Aan die schadebegroting komt de rechter pas toe als is vastgesteld dat en in welke omvang de zzp-er voor het ongeval zwarte inkomsten genoot. En die gegevens ontbreken juist in dit geval.

 

Het hof overweegt dat het bestaan en de omvang van de schade door verminderd verdienvermo­gen in het algemeen moet worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen het inkomen van een benadeelde in de feitelijke situatie na het ongeval en het inkomen dat de benadeelde in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verworven. Blijkens vaste rechtspraak is het aan de benadeelde om het bestaan van de schade te onderbouwen, maar hieraan mogen geen strenge eisen worden gesteld. Het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied.

 

De door Achmea gevorderde verklaring voor recht – dat de door de zzp-er gestelde inkomsten uit zwart werk uitsluitend mogen worden betrokken bij het begroten van de omvang van de schade, indien hij stelt en bewijst dat hij die inkomsten ook zou hebben genoten en zou zijn blijven genieten indien daarbij de toepasselijke belastingen en premies zouden worden afgedragen – is dan ook niet toewijsbaar. Daarmee zouden te hoge eisen aan (de bewijslast van) de zzp-er worden gesteld.

Conclusie

De conclusie is dat gederfde inkomsten uit zwart werk wel degelijk als schade door verminderd verdienvermogen in aanmerking kunnen komen. Partijen hebben het hof al verzocht om tussentijds cassatieberoep open te stellen. Dat verzoek is door het hof toegewezen. De zaak wordt dus (vermoedelijk) vervolgd.