De Eerste Kamer heeft op 14 mei 2019 de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen aangenomen.

Deze wet heeft tot doel de kwaliteit van en het toezicht op bouwwerken te verbeteren. Ook wordt beoogd de privaatrechtelijke positie van de particuliere en zakelijke opdrachtgever te versterken.

Betekenis van de wetswijzigingen

Met de komst van deze wet vinden er zowel op publiekrechtelijk als privaatrechtelijk vlak hervormingen plaats. De publiekrechtelijke veranderingen zien onder meer op de wijziging van de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Vanaf 2021 wordt er stapsgewijs een heel nieuw systeem van kwaliteitsborging gelanceerd, waarbij de focus van het vooraf verkrijgen van een vergunning wordt verschoven naar het tijdens en achteraf kunnen aantonen dat het bouwwerk voldoet aan de eisen. De (private) markt wordt hiermee geacht zelf in te staan voor de door haar te realiseren kwaliteit: “kwaliteitsborgers” dienen met behulp van een beoordelingsmethodiek gedurende het ontwerp- en uitvoeringsproces te controleren of er wordt gebouwd volgens het Bouwbesluit 2012.

Wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek

Het privaatrechtelijke aspect heeft betrekking op wijzigingen van enkele bepalingen uit Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Deze veranderingen brengen onder meer een verzwaring mee van de aansprakelijkheid en waarschuwingsplicht van de aannemer. De aannemer wordt volgens de nieuwe bepalingen aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering niet door de opdrachtgever zijn ontdekt (tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen). Ook wordt de aannemer verplicht zijn opdrachtgever schriftelijk en ondubbelzinnig te waarschuwen in geval van – kort gezegd – fouten in het ontwerp en moet hij tijdig wijzen op de mogelijke gevolgen van de geconstateerde onjuistheden voor de (deugdelijke) nakoming van de overeenkomst.

 

Verder wordt onder meer ook een informatieplicht geïntroduceerd voor de aannemer. Deze plicht ziet op het informeren van zijn opdrachtgever over het al dan niet aanwezig zijn van een verzekering of een financiële zekerheid voor het afbouwen van of het herstellen van gebreken in het bouwwerk (bijv. ingeval de aannemer tijdens de bouw failliet zou gaan).

 

Tot slot dient de aannemer, bij de kennisgeving dat het bouwwerk klaar is om te worden opgeleverd, een opleverdossier ten aanzien van het tot stand gebrachte bouwwerk aan de opdrachtgever te overleggen, waarbij een “volledig inzicht wordt verschaft in de nakoming van de overeenkomst door de aannemer en de te dien aanzien uitgevoerde werkzaamheden”.